zondag 3 mei 2009

DE RATTENSCHILDER



In de galerie wemelde het van de ratten. Meerdere buitelden over elkaar en een enkeling keek mij met zijn kralenoogjes nieuwsgierig aan. Gelukkig waren ze getekend en geschilderd, anders had ik meteen rechtsomkeerd gemaakt. Maar ook nu, terwijl ik rustig naar hun mooi getekende lijfjes en fraaie velletjes kon kijken, had ik niet de indruk dat ze in een galerie thuishoorden. Dit ervoer ik niet als kunst, eerder het nauwkeurige werk van een dierenliefhebber, zoals er ook mensen zijn die uitsluitend honden of katten schilderen. Hoewel ik veel van dieren houd, ga ik nooit naar een kattenmuseum en vind ik honden- of kattenschilderijen meestal onverdraaglijk sentimenteel.

Kan er geen kunst gemaakt worden met uitsluitend dieren als onderwerp? Of is het problematisch als in de beeldende kunst het onderwerp zich teveel opdringt? Wat is eigenlijk het belang van het onderwerp in de beeldende kunst?

De meeste mensen benaderen beeldend werk vanuit de voorstelling en willen dan ook van alles over het onderwerp weten. Het valt me op dat kunstenaars daar dikwijls schutterig mee omgaan, of juist pertinent verklaren: ‘mijn werk gaat over de kip’ (Koen Vanmechelen). Bij beide reacties voel ik een plaatsvervangende schaamte. Leren kunstenaars niet hoe zij over hun onderwerpen moeten praten of meent men binnen het kunstonderwijs dat het onderwerp er niet teveel toe doet? Of denken ze dat je met eenduidige verklaringen van lastige vragen af bent?

Op kunstacademies is het onderwerp inderdaad niet het belangrijkste gespreksthema. Ten dele heeft dit ermee te maken dat een kunststudent nog heel veel moet leren, waarbij het kiezen van onderwerpen slechts één probleem is, en ten dele komt dit doordat de studenten tegenwoordig elk onderwerp mogen gebruiken. Praten over het onderwerp kan dan snel opgevat worden als een oordeel uitspreken over iets waarvan de keuze als geheel privé wordt beschouwd. Soms echter waart nog de geest van de abstracte en fundamentele kunst rond op academies, waarin het onderwerp of niet aanwezig was of slechts als lokkertje voor het publiek getolereerd werd. Vorm, kleur, materiaal en werkwijze werden belangrijker geacht dan het onderwerp dat als literair en dus niet eigen aan de beeldende kunst werd beschouwd.

Ondertussen zijn we bijna een eeuw verder. De beeldende kunst heeft zich weer tot de figuratie bekeerd en de onderwerpen zijn dan ook opvallend aanwezig. Ze dienen niet alleen als motieven voor de kunstenaar om tot werken te komen, maar zijn ook aanknopingspunten voor het publiek om vragen te stellen en ideeën te vormen naar aanleiding van de beelden. Denkend vanuit het werk van kunstenaars, waarbij het maken zo’n grote rol speelt, zou men nog steeds kunnen menen dat het onderwerp slechts aanleiding is. Wie echter de moeite neemt om hier met ervaren kunstenaars over te praten, merkt dat onderwerpen uit interesses voortkomen die niet alleen op beeldend terrein liggen. Het onderwerp is een deel van de geestelijke bagage van de kunstenaar die tot de cultuur behoort. In zijn oeuvre maakt de kunstenaar daar specifieke selecties uit die hij op persoonlijke wijze bewerkt. En dat doen beeldende kunstenaars om dezelfde redenen als waarom romanschrijvers of filmmakers onderwerpen en verhalen uit de cultuur in hun werk gebruiken en bewerken. Uiteindelijk willen zij hun thema voor anderen, maar vooral voor henzelf verduidelijken om zo zichzelf als cultuurmaker en als persoon leren kennen. Het thema (soms meerdere thema’s) van een kunstenaar is datgene wat al het werk bijeen houdt, waar iemand zijn hele leven naar op zoek is en wat in het werk steeds even opdoemt, maar dan weer lijkt te vervagen. Daarom kiezen kunstenaars bewust of onbewust bepaalde onderwerpen en hebben zij vaak de behoefte om die flink uit elkaar te halen, op te schudden en weer anders te ensceneren. Hoe meer er aan onderwerpen gesleuteld wordt en hoe beter de kunstenaar over de culturele verbanden binnen en tussen zijn onderwerpen reflecteert, hoe dichter hij bij zijn thema komt. Of iemand ooit helemaal zal weten wat dit thema inhoudt, valt te betwijfelen, maar de zoektocht ernaar drijft denken en werken voort en jaagt de reflectie over de cultuur, het eigen werk en persoonlijkheid voortdurend aan. Daarom zou men binnen het kunstonderwijs studenten steeds weer naar hun onderwerp moeten vragen en hen steeds ertoe moeten aanzetten om erover te reflecteren om zo de grenzen en het belang ervan op te zoeken.

Met de eerder aangehaalde rattenschilder is dat nooit gebeurd. Of zo iemand is autodidact en kwam uit eigen kracht niet verder of hij trof docenten die de ratten niet ter discussie stelden uit angst dat ze dan zo’n onderwerp zouden moeten afkeuren. ‘Dit zijn vervelende, sentimentele schilderijen’ of ‘ratten, katten en honden moet je niet schilderen’ zijn namelijk voordehand liggende reacties bij zulke werken. Dieren trekken eenmaal alle aandacht naar zich toe, ook als we ze in beelden tegenkomen. Ze zijn zo vertederend of angstaanjagend, dat we niet meer op de wijze van maken kunnen letten, wat bij beeldende kunst vereist is. Pas als het uitgebeelde en de wijze van uitbeelden een spannende verhouding tot elkaar hebben, kunnen we namelijk aan kunst beginnen te denken.

Betekent dit alles dat men dieren niet als onderwerp in de kunst zou kunnen gebruiken? En wil dit ook zeggen dat een rattenschilder geen kunst zou kunnen maken? Hierover nadenkend, besef ik dat ik veel werken met dieren heb gezien die ik wel meteen als kunst ervoer. Zo was ik zeer onder de indruk van de vier Romeinse paarden die op de gevel van de kathedraal van San Marco in Venetië staan en keek ik gefascineerd naar 17de eeuwse jachtstillevens met dode dieren. Zij zijn fraai en goed weergegeven, maar de makers ging het niet alleen om de stofuitdrukking of de anatomische juistheid; ook de symbolische betekenissen die aan dieren verbonden werden, was toen belangrijk. In de tegenwoordige cultuur is die symboliek niet meer zo duidelijk aanwezig, zodat kunstenaars meer moeite voor betekenissen moeten doen, wat soms wonderwel lukt. Onlangs nog werd ik getroffen door de olifanten langs de autoweg bij Almere, gemaakt door Tom Claassen, een hedendaagse beeldhouwer die vaak dieren verbeeldt. Even zag ik ze voor een kudde echte olifanten aan, weliswaar op een vreemde lokatie. Hun vereenvoudigde vormen en betonkleur geven echter aan dat ze niet geboren, maar gemaakt zijn en wel door iemand die zowel over hun verschijningsvorm als betekenissen heeft nagedacht.




Van dezelfde beeldhouwer zag ik in een Amsterdamse galerie ook een metersgrote rat (1998), een zowel aantrekkelijk als afschuwelijk beeld. Hij was gemaakt van grijsbruin verkleurde latex en lag op een tafel. De werking ervan was tegengesteld aan die van de olifanten, want zo’n grote rat heeft niemand ooit gezien. Ik ervoer meteen een kruising tussen gigantische knaagdieren, een bekend schrikbeeld uit science fiction films en opgestopte speelgoedbeesten.

Het is dus mogelijk om dieren tot onderwerp van kunst te nemen, zoals dat met alles wat bestaat, het geval is. Misschien zijn dieren wel iets moeilijker dan andere zaken, vanwege het directe appèl dat ze op ons doen en het verloren gaan van de oude symbolische betekenissen. Toch hangt het van het vermogen tot reflectie van de kunstenaar af of hij over de schattigheid en de engheid van zijn onderwerp heen kan komen en ons visueel/conceptueel indrukken kan bieden die verder gaan dan het uitgebeelde. Blijft het slechts bij het ongereflecteerde onderwerp in een mooie weergave, zoals bij de rattenschilder, dan kunnen vorm, kleur, materiaal en werkwijze geen relaties aangaan met meerdere ideeën en komt het niet tot een vermoeden van elkaar soms aanvullende dan weer tegensprekende betekenissen in het beeld. De werken blijven zich eendimensionaal tot de meest clichématige betekenissen binnen onze cultuur verhouden. Tegenwoordig is dat bij dieren een algehele engheid, zoals de mensenhaai uit Jaws of een allesomvattende schattigheid, zoals de Dalmatiërs van Walt Disney. Beide interessante cultuuruitingen, maar van kunst verwacht ik meer.

KATALIN HERZOG