zondag 13 september 2009

TERUG NAAR RIETVELD




Is het mogelijk om een relatie met dingen te hebben, net als met mensen? Communiceren met dingen is nogal eenzijdig; ze praten nooit terug. Wel hebben ze een eigen karakter en je kunt ook 'ruzie' met ze maken. Zo schold ik als kind het enorme Perzisch tapijt uit dat de vloer van onze woonkamer bedekte. Ik vond hem te druk van patroon, te schreeuwerig van kleur en verwenste hem elke dag. Doordat hij zo groot was, ervoer ik hem ook als ‘oneerlijk’. Ik wist dat dit soort tapijten met de hand geknoopt moesten worden en kon mij niet voorstellen hoe het meterslange en -brede monster knoopje voor knoopje gemaakt zou zijn. Mijn slechte verhouding met het tapijt bleek later gegrond: op een gegeven ogenblik kwam ik er achter dat het zo van de weefmachines in Duitsland was gerold in plaats van in een exotisch oord met de hand te zijn geknoopt.

De argwaan tegenover Perzische tapijten ben ik nooit geheel kwijtgeraakt. Heel lang wist ik niet wat design was, maar werd wel elke keer vrolijk van dingen die bij elkaar pasten wat kleur, vorm en structuur betreft. Ik begon mij echt voor design te interesseren, toen ik in twee huizen bezocht die als totaalontwerp gebouwd en ingericht waren. Het eerste was het St. Hubertus-slot op de Hoge Veluwe. De groep bezoekers werd daar door een deskundige mevrouw rondgeleid die ons op ieder detail van de ontwerpen van Berlage wees: kijk eens naar die lantaarns, naar dat tapijt en naar het centrale stofzuigersysteem (het eerste in Nederland). Zij deed kastjes open en liet het glaswerk en het porselein zien: alles van de beste kwaliteit en door de architect in kleur en vorm op elkaar en de andere ontwerpen in het huis afgestemd. Berlage had er zelfs de deurklinken ontworpen.

Ik was zeer geboeid en vroeg mij af of ik in zo'n huis zou kunnen leven. Het zag er prachtig uit, maar het had ook een vrij hoog 'Perzisch tapijt-gehalte'; het was te overdadig naar mijn smaak. Ik ging op zoek naar een ander in zijn geheel ontworpen huis, maar nu moderner: het Rietveld-Schröder huis. Opgetogen was ik door de schuifwanden en de vlakken op de vloer die de woonfuncties aangaven. De kleuren waren helder, de materialen eenvoudig en de constructies ingenieus. Helemaal verliefd werd ik op de in elkaar geknutselde meubels van Rietveld. Maar het mooiste vond ik de verwarming. Weer zo'n goede rondleider vertelde de bezoekers dat Rietveld en mevrouw Schröder zich een ongeluk hadden gezocht naar moderne radiatoren, maar alleen gietijzeren exemplaren met krullen konden krijgen. Toen besloten zij eenvoudige buisradiatoren te laten plaatsen die oorspronkelijk voor fabriekshallen bestemd waren.

Vanaf dit moment werd ik mij zeer bewust van alles wat ontworpen was. Uit het Rietveld-Schröderhuis nam ik niet zozeer het idee van het totaalontwerp mee, maar dat je eenvoudige dingen met verschillende herkomst bij elkaar kunt zetten om een ruimte naar je eigen wensen vorm te geven. Daarom bezocht ik zowel designtentoonstellingen als winkels in bouwmaterialen. Langzamerhand ontwikkelde ik een eigen, nogal eclectische smaak. Ik kocht een Wassilji-stoel van Marcel Breuer, maar kon ook lyrisch worden van sommige plastic teiltjes en het koffiezetapparaat van Braun. Ook abonneerde ik mij op bijna alle inrichtingsbladen en legde mappen vol foto's aan van begeerlijke dingen. Dit was allemaal nog voordat in de jaren tachtig de grote designgolf over Nederland rolde. Er waren al goede ontwerpers, maar pas met de komst van Memphis naar Nederland, begon hier de designgekte. Enerzijds ervoer ik de barokke en eclectische smaak van de Italianen als een zegen. Eindelijk werden de strakke Stijl-vormen aangevuld met voluptueuze krullen en mochten weer alle kleuren van de regenboog in hoogglans mooi gevonden worden. Anderzijds werd het mij vaak teveel: teveel kleur en teveel structuur. Het Perzisch tapijt bleef mij achtervolgen.

Dat teveel bleef vanaf de jaren tachtig het kenmerk van de ontwerpen. Design is niet alleen druk, het is nu ook overal: in de trein, in het restaurant en bij de kapper. En het is ook al te populair geworden. Er zijn talloze programma's op de televisie, waarbij huizen en tuinen heringericht worden. In het programma 'In Holland staat een huis' verbouwen buren elkaars interieurs in Mexicaanse, Oriëntaalse of Alice in Wonderland stijl. Je kunt stylisten en designers inhuren voor een 'make-over' als je naar een feest moet of om je huis te laten restylen als je hem verkopen wilt. 'Trading up' was bijvoorbeeld een programma op de BBC, waarin twee Schots pratende designers suffige Engelse huizen 'ab-fab' oppepten voor de verkoop. Zelden konden ze melden dat de koop ook doorging, want de aanstaande kopers volgden vooral hun smaak voor de inrichting en letten nauwelijks op de ruimten en de ligging van het huis.

'Design' heeft zich overal genesteld; er zijn nu ook designspullen te koop bij de Gamma en bij Ikea. Dat zo langzamerhand alle huizen in Europa tot de nok toe gevuld zijn met dezelfde 'flatpack' meubeltjes en mooie gadgets, deert niemand. Soms heb ik de neiging om mij te schamen voor mijn designverslaving. Niet vanwege de grote verspreiding van de spullen die vroeger exclusief waren; dat was ooit de droom van socialistisch getinte architecten, zoals Rietveld. Mijn tenen krommen vooral als ik jonge ontwerpers of stylisten op de televisie zie. Net als in de beeldende kunst gaat het in ontwerpersland om jong, 'aanstormend talent'. Jonge ontwerpers kunnen zelfs cultuurprijzen winnen met interessante kasten. Op zich is het goed dat er zoveel aandacht wordt besteed aan het ontwerpen, maar mij ergert het voorspelbare gedrag en de clichétaal die daar kennelijk bij horen.

De jonge designer heeft het niet over het ontwerpen van stoelen of vazen, hoewel hij dat soms doet, maar om het bij elkaar plaatsen van contrasten die gevoelens, nee: 'emoties' uitdrukken. De jonge ontwerper, of nog beter de stylist, maakt 'mood boards' van glossy plaatjes, kiest 'heel bewust' voor oerwoudplanten in de huiskamer en zoekt naar 'zitfuncties' voor een 'loft-achtige ruimte'. Vaak is hij geen 'minimalist' meer, maar drukt 'speels' zijn eigen karakter uit in grappige poefjes en multifunctionele banken. 'Hoofd en hart, genie en talent' (citaat uit Elle Wonen) zet de designer in om de wereld te veroveren. ‘Dutch Design’ is zo'n goed exportartikel geworden dat het ook het journaal haalt.

Ik koop nog steeds alle woonbladen en mis niet graag een inrichtingsprogramma op de televisie, maar soms krijg ik wel heimwee naar de tijd dat ik niet eens wist wat design was. Ter geruststelling denk ik dan aan mevrouw Schröder die zo'n hekel had aan statige huizen met donkere kamers en gecapitonneerde meubels dat ze Rietveld vroeg om voor haar een nieuw soort huis met eenvoudige meubels in elkaar te knutselen.

KATALIN HERZOG

Eerder gepubliceerd in Meander Bulletin, nr. 6, 2002 en bijgewerkt ter gelegenheid van een recent bezoek aan het Rietveldhuis.

Geen opmerkingen: